De proeven
Ook de workingtesten zijn verdeeld in de niveaus C, B en A.
De groep honden met een B-diploma is erg groot. Het kan zijn dat honden al lang een B-diploma hebben – en dus binnen dat niveau veel ervaring hebben – voordat ze hun eerste A-diploma halen. Om die reden is het B-niveau bij workingtesten extra verdeeld in B1 en B2. Zo krijgen de beginnende combinaties (baas-hond) op B-niveau net zoveel kans als de zeer ervaren combinaties.
Elk van de navolgende onderdelen moeten in de proeven aandacht krijgen:
- Appel/heelwork
- Steadiness/postgedrag
- Markeren en onthouden (memory)
- Vrij zoeken
- Waterwerk
- Sleepsporen
- Dirigeren (voor B2- en A-klasse)
De uitdaging van een WT zit hem altijd in het onverwachte; het terrein bepaalt als het ware de opzet van de proeven: wat zijn de omstandigheden – snikheet of juist nat en ijzig koud? De voorjager weet van te voren niet wat hij kan verwachten, pas als hij aan de beurt is hoort hij van de keurmeester bij de betreffende proef wat de bedoeling is. Voor zowel hond als baas is het dus snel schakelen. Welk apport moet het eerste binnenkomen, hoe staat de wind, hoe kan ik mijn hond in deze omstandigheden het beste helpen om ervoor te zorgen dat hij succes heeft?
Voor de WT-proeven valt, anders dan voor de gestandaardiseerde proeven van Club- en SJP-diploma, niet gericht te trainen. De beste voorbereiding op WT’s is dan ook een lange, brede en gevarieerde training met daarin zo veel mogelijk uitdaging en afwisseling. Vaak duurt het daarom echt wel even voor beginnende combinaties eraan toe zijn een WT te lopen. Aan hen dus het welgemeende advies: vraag je voor je inschrijft serieus af of jij en je hond er eigenlijk wel klaar voor zijn. Meestal doe je er goed aan niet te hard van stapel te lopen en eerst eens de nodige wedstrijdervaring op te doen in het diplomacircuit. WT’s op C-niveau zijn laagdrempeliger dan de WT’s op hogere niveaus en bieden dus ook een mooie kans om wedstrijdervaring op te doen.