FORGOT YOUR DETAILS?

De geschiedenis van de Flatcoated Retriever

door Elian Hattinga van ’t Sant

Het oorspronkelijke karakter van de Flatcoated Retriever gaat terug naar de laatste decennia van de 19e eeuw. Daar ligt de oorsprong van zijn leuke, vriendelijke en werklustige karakter, gevormd door de selectie voor de grootschalige drijfjacht. 

Midden 19e eeuw had de Engelse adel honden nodig voor een nieuw type jacht: de grootscheepse drijfjachten op de Schotse sneeuwhoen (grouse) die op de hoogveen- en heidegebieden (moors) in het noorden van Engeland en Schotland werden gehouden. Hierbij werd door de adel vanachter muurtjes (grouse-butt) geschoten op de overvliegende grouse die door drijvers in de richting van de geweren waren gedreven. Daarbij moesten de honden lange tijd op één plek in kou, wind en regen wachten tot men klaar was met schieten. De setters en pointers waarmee eerder op een andere manier werd gejaagd (voor de voet), voldeden voor dit type jacht in het late najaar niet. Hun vacht was onvoldoende koude- en vochtbestendig. Daardoor verkleumden ze en verloren ze hun motivatie. Bovendien vraten de setters het voor de restaurants bestemde wild aan als ze het over grotere afstanden moesten apporteren.

Bij de jacht op grouse waren deze honden dus niet steeds in beweging zoals bij een jacht voor de voet met walk-ups. Ze hoefden ook niet steeds alert te zijn of onder appèl. Ze moesten alleen bij het wachten op het overvliegende wild achter of in de grouse-butts bij de jagers blijven. Geroutineerde honden lagen zelfs vaak te slapen. Pas als de tientallen of zelfs honderden door drijvers opgejaagde, overvliegende grouse geschoten waren, werd het tijd voor actie. Dan moesten alle honden tegelijkertijd aan het werk. Het was daarom essentieel dat ze onderling bijzonder verdraagzaam waren en elkaar niet zouden aftroeven. Het was hun taak om de in de hei of varens (vegetatie zonder prikkels), gevallen of aangeschoten grouse op te sporen en zo snel mogelijk ongeschonden te brengen naar de eerste beste ‘picker-up’ die klaar stond om ze aan te pakken.

Het ontstaan van het ras Flatcoated Retriever
Setters werden gekruist met bijzonder mensgerichte honden die afkomstig waren uit Newfoundland. Deze middelgrote honden hadden een water- en koudebestendige vacht. De kruisingen bleken al snel het beste tegemoet te komen aan de nieuwe eisen voor een goede retriever: bestand tegen nat en koud weer tijdens het lange wachten. Bovendien bleken ze verdraagzaam genoeg om met meerdere honden tegelijkertijd het geschoten wild binnen te brengen. De Flatcoated Retriever is zodoende als ras rond 1850 in Engeland ontstaan uit de kruisingen tussen Setters en honden uit Newfoundland.

Rasstandaard
Vanaf 1859 begon ook het exterieur belangrijk te worden. Op shows moesten de honden van een bepaald ras uiterlijk vergelijkbaar zijn om ze te kunnen beoordelen. Voor ieder ras begon men een rasstandaard op te stellen. Voor de retrievers hanteerde men twee aparte showklassen:
- Retrievers met een sterk gekrulde vacht (curly-coated), afstammend van waterspaniels.
- Retrievers met een licht golvende of een gladde vacht (aangeduid als wavy-coated of flat-coated).

Populariteit
Vanaf 1900 wordt ‘onze hond’ Flatcoated Retriever genoemd. In het begin van de 20e eeuw nam de populariteit van de Flatcoated Retriever af ten gunste van de in respectievelijk 1903 en in 1911 als apart ras geregistreerde Labrador en Golden Retriever. Tijdens de Tweede Wereldoorlog nam het aantal geregistreerde Flatcoated Retrievers nog verder af, maar in de jaren ‘50 en ‘60 werd het ras snel weer uitgebouwd. 

TOP